B
A
Z
E
L
Evenals alle oude kastelen verhaalt ook het kasteel van Bazel zijn eigen geschiedenis en herinnert het aan
zijn opeenvolgende eigenaars. Het draagt het teken van de middeleeuwen waarin het tot stand kwam, en
het teken van de latere tijd waarin het grondig werd gerestaureerd.
Het graafschap Vlaanderen, zoals we weten, werd gesticht door graaf Boudewijn II rond het jaar 900. Die
graaf of een van zijn opvolgers gaf aan een ridder een grote partij gronden in leen, waartoe de omgeving
van Barsele behoorde.
De ridder die de gronden in leen kreeg, kreeg ook de macht om in naam van de graaf het gebied te
besturen en er recht te spreken. Hij werd daarom heer van die leengronden genoemd en zijn leen werd een
heerlijkheid, de heerlijkheid Barsele.
Dit alles moet gebeurd zijn tussen het jaar 900 en het jaar 1000.
De ridder, de heer van Barsele, was dus een leenman van de graaf van Vlaanderen, hij was de graaf trouw
verschuldigd en als de graaf ergens in oorlog geraakte, moest hij voor de graaf vechten, ook stond hij in
voor de verdediging van zijn heerlijkheid en haar bewoners. Daarom deed hij zich een burcht bouwen, die
niets meer was dan een houten toren.
Die zware vierkante toren stond op een
verhoogde grond, omgeven door
wallen en voorzien van kleine ramen waardoor
schaarse lichtstralen naar binnen
vielen, het dak was voorzien van tinnen en
kantelen, gotische torentjes en
schietgaten op de hoeken.
In de 2e helft van de 13e eeuw werd de heerlijkheid door de graaf van Vlaanderen in leen gegeven aan
ridder Raas van Borsele, hij gaf de heerlijkheid een nieuwe naam, hij doopte haar “Wissekerke”
Servaas van Steenlant bewoonde het kasteel van 1562 tot 1607, in 1583 was hij getuige van de
verwoesting van zijn kasteel door de troepen van Marnix van St. Aldegonde. De gehele linker vleugel en
ook de ophaalbrug werd verwoest. Het kasteel werd heropgebouwd met ruimere vensters en een dak
zonder kantelen, een houten brug in plaats van een ophaalbrug.
De Engelse stijl was in de mode op het einde van de negentiende eeuw.
Tussen de 13e en de 18e eeuw had de heerlijkheid vele eigenaars. Toen in 1780 de eigenares Anna
Francisca de la Kéthulle overleed, erfde haar 2 jarige achterkleinzoon Filip Louis Vilain XIIII de heerlijkheid,
hij was de eerste Vilain XIIII aan wie Wissekerke behoorde, zijn vader Filip Mathias Ghislain was
hoogbaljuw van Gent, en had van keizerin Maria Theresia de titel “burggraaf” verkregen, een titel die alleen
door de oudste zoon kon worden overgeërfd.
Architekt Verby tekende in 1811 de plannen waaraan het kasteel zijn huidige vorm te danken heeft.
Hij inspireerde zich op het kasteel van Windsor in Engeland en keerde aldus terug tot de kleine gotische
ramen, de kantelen en de weertorentjes. Hij vergrootte de wallen, groef een kanaal met een lengte van
1400 el (ongeveer 1650m) om de vijver met de Schelde de verbinden en omringde het park met
gekanteelde muren, reikend tot de vijver van bij de hoofdingang van het kasteel. Deze is geflankeerd door
twee fraaie torens, met elkaar
verbonden door een ogiefboog, die versierd is met
de wapenschilden van graaf Vilain
XIIII en zijn schoonvader baron de Feltz. Het
kasteel is een treffend voorbeeld
van de middeleeuwse Vlaamse gotiek en een
sprekende getuige van de zo
wisselvallige geschiedenis van het graafschap
Vlaanderen.
Rond 1820 was de verbouwing waarschijnlijk voltooid, het wordt dan omschreven als een “magnifique
manoir gothique”, een prachtig gotisch slot. Het was één van de eersten in ons land in neogotische stijl
verbouwd, waarbij de vroegere Empire-elementen waren geïntegreerd.
Het Engels park van kasteel Wissekerke, meer dan 33 ha groot, was één van de mooiste van het land en
telde verschillende pittoreske bouwwerkjes
die nu bijna allemaal verdwenen zijn.
Het paviljoentje 1810
“Een prachtig gotisch slot”
Voor de oorspronkelijke aankleding van het kasteel zoals we het nu kennen moeten we terugkeren naar
het begin van de 19e eeuw.
Het gelijkvloers zag er, voor de verbouwingen van 1907, anders uit dan vandaag. Met name de
oostvleugel, waar zich vandaag de fumoir en de kapel bevinden, had een heel andere indeling, er was een
grote empire-alkoofkamer met kabinet en boudoir, een antichambre, kamers van knechten en de kapel met
sacristie. De ruimtelijke indeling van de bel-etage, zoals het gelijkvloers ook werd genoemd, wordt voor het
overige geheel beheerst door de grote vestibule waarrond de overige ruimten zijn geschikt, en de
opeenvolging van grote salon - kleine salon of antichambre en eetzaal. De diensttrap werd niet
beklemtoond en is eveneens verborgen achter een deur, toch is hij opmerkelijk ruim opgevat.
Eetkamer in 1906 Vestibule in 1907
De bezoeker betreedt het kasteel ten noorden via de vestibule (inkomhal)
Deze kwam tot stand door de aanbouw van een neogotische rotonde, vroeger lag hier het binnenplein van
het kasteel. Op de plaats waar vroeger de toegangspoort was, staan nu nog twee witmarmeren zuilen uit
één stuk, met Korinthische kapitelen. De aankleding van de vestibule was oorspronkelijk in Directoirestijl.
Deze ruimte wordt dubbel geritmeerd: in de lengte door de zes pilasters en in de breedte door de twee grote
centrale zuilen die hun echo vinden in de portiek achteraan de vestibule.
Waarschijnlijk omwille van structurele eisen is de vestibule in twee delen verdeeld, de grote centrale zuilen
hebben hun dragend functie behouden en ondersteunen de vroegere voorgevel.
Het grootste gedeelte van de vestibule was aangekleed met zitmeubelen en dientafeltjes, tegen de rechte
muurvlakken links en rechts voor de marmeren zuilen stond aan elke kant een empiretafeltje “en demi-lune”
(halfrond) ondersteund door vier zuiltjes, in mahoniehout en koperen hoogsels. Deze stukken waren in 1974
nog aanwezig. Op dergelijke tafeltjes plaatste men vazen met bloemen of kleine snuisterijen.
In de vroege inventarissen is ook geen sprake van wandlichten. Vaste verlichting in de vestibule was in de
vroege 19e eeuw waarschijnlijk onbestaande, de grote ramen lieten overdag genoeg licht door, ’s avonds en
’s nachts werd met kandelaars gewerkt. Bij de herinrichting van de vestibule rond 1900 werden vier koperen
wandlichten in Louis XVI stijl aangebracht met elk vier armen en met ingelegde medaillons in Wedgwood.
In de westvleugel ligt sinds begin 19e eeuw de achtzijdige voormalige eetzaal. Ze ligt in een serie van drie
logisch op elkaar volgende zalen, samen met de kleine salon en de grote salon. Deze kamer maakt hiermee
deel uit van de staatsievertrekken van het kasteel.
De schuine wanden van de eetzaal waren toen geen mahoniehouten kasten zoals nu, maar kleine aparte
ruimtes waarin men kon staan en waarin de knecht waarschijnlijk een klein “office” had waar hij het kristal
en zilver plaatste. Verder kon men er de maaltijden opwarmen en de bediening voorbereiden. Deze ruimte
was een noodzakelijk complement van elke eetkamer, want men wenste de keukens zover mogelijk
verwijderd te houden om niet gestoord te worden door lawaai of hinderlijke geuren. In deze grote kasten
vond men dus al het nodige voor de dienst, zoals karaffen, compotiers, bekers, glazen en zoutvaten in
kristal, dozen, dienbladen, bestek en serviesgoed.
Centraal in de eetzaal stond een grote ovale coulissentafel in massief mahonie op een centrale voet. Twaalf
stoelen uit de empireperiode stonden rond de tafel.
De inventarissen van 1886 geven een eindeloze opsomming van kristal, porselein, tafellinnen, zilverwerk,
enz. De meeste stukken zijn met de wapens
van Vilain XIIII getooid.
De familie Vilain XIIII
Zoals hierboven vermeld werd het kasteel Wissekerke in 1780 eigendom van de familie Vilain XIIII, en is dit
gebleven tot het in 1989 eigendom werd van de gemeente Kruibeke. De familie Vilain XIIII wordt terecht
gerekend onder de oudste adellijke geslachten van Vlaanderen, opklimmend tot voor het jaar 1000. Velen
van haar leden hebben een voorname rol gespeeld in de geschiedenis van ons land. Voor de inwoners van
Bazel en omliggende heeft deze familie echter ook een bijzondere betekenis. Vanaf 1780 heeft zij immers
het uitzicht en het leven van onze streek mee bepaald.
- Philippe Louis Marie Ghislain graaf Vilain XIIII (°1778 - ┼ 1856)
Echtgenoot van Sophie Louise Zoé de Feltz (°1780 - ┼1853
Eredame van keizerin Marie-Louise
Eredame van Koningin Louise-Marie
Op 5 april 1802 trad de 23 jarige Philippe, rentenier genoemd en gedomicilieerd te Bazel in het huwelijk met
barones Sophie Louise Zoé de Feltz, 21 jaar, rentenierster en gedomicilieerd in Brussel, zij was de dochter
van een Oostenrijkse diplomaat.
Philippe en Zoé zouden samen negen kinderen hebben waarvan er zes in leven bleven.
Ze veranderden het uitzicht van Bazel en speelden er een “weldoende sociale rol”. Zij moeten veel van de
gemeente hebben gehouden, want naast de verbouwingen aan het kasteel (in 1850 nog een nieuwe
verdieping) de aanleg van een uniek park en het graven van afwateringskanalen in de polder, zijn zij ook
verantwoordelijk voor de aanleg van het eerste stuk van de Lange Gaanweg (tussen Kerkplein en Beekdam,
(1833) de bouw van het neoclassicistische gemeentehuis (1842) de bouw van de bidkapel en grafkelder
Vilain XIIII (1815) de stichting van de meisjesschool (1821) de stichting van de jongensschool (1852) de
bouw van een ziekenhuis bij de hofstede van Amelberga Stoop (het huidige OCMW complex) de bouw van
de kapel bij dit ziekenhuis en tal van schenkingen aan kerk en armenzorg.
- Alfred François Louis burggraaf Vilain XIIII (°1810 ┼1886)
Senator 1863 - 1886
Burgemeester van Rupelmonde 1836-1850
Burgemeester van Bazel 1856 - 1886
Echtgenoot van Laure d’Espiennes (°1814 - ┼1881)
Alfred zette de traditie van vader en moeder verder, en deed verschillende
schenkingen aan de scholen en de armenzorg. Zij lieten verschillende
klaslokalen bijbouwen aan de meisjesschool, zij lieten ook de kapel van de
Congregatie (het voormalige Chiroheem) aan het kerkplein bouwen. Hun dochter Marie
Louise nam in 1856 de zorg voor de jongensschool over en liet ook daar bijbouwen.
- Stanislas Marie-Joseph Ghislain burggraaf Vilain XIIII (°1838 - ┼1926
Senator 1886 - 1900
Echtgenoot van Maria Theresia de Kerckhove de Denterghem
(°1838 - ┼1881)
Begin 1889 liet Stanislas
de ervaren en bekwame ingenieur Korevaar van Delft plannen
maken om een stoompomp
te bouwen bij Kallebeek, die de polders zou bemalen, d.w.z. het
overtollige water uit de
polders van Bazel en Rupelmonde overpompen in de Schelde.
Op 14 januari 1890 werkte
de machine al en op 31 maart berichtte Vilain XIIII aan Korevaar
dat hij uiterst tevreden was over het resultaat dat de machine van 18pk behaalde. Doordat het overtollige
water aan de bodem werd onttrokken, kon meer grond bewerkt worden en werden de bestaande
landbouwgronden vruchtbaarder dan ooit.
Hoewel de stoompomp zelf sinds jaren verdwenen is, werd het stoompompstation van het Bazel- en
Rupelmondebroek op 7 juni 1995, mede door het toedoen van de Heemkundige kring van Bazel, als
monument beschermd. Een gietijzeren gedenkplaat herinnert er in sierlijke letters aan de bouwheer en aan
de ingenieur.
- Georges Charles Philippe Marie Louis burggraaf Vilain XIIII (°1866 - ┼1931)
Senator 1925 - 1931
Burgemeester van Bazel 1921 - 1931
Echtgenoot van Marie de Brouckoven de Bergeyck (°1872 - ┼1953)
Op 2 januari 1896 stichtte Georges Vilain XIIII de Samenwerkende Melkerij van Bazel. Ze was de eerste in
het Land van Waas. Het was een stoommelkerij en in 1897 telde ze al 50 aangesloten leden. Ze was
ondergebracht in een gebouw aan de Lange Gaanweg. Ze verdween kort na de eerste wereldoorlog. Het
gebouw staat er nog steeds, het is
een woonhuis maar wordt door de Bazelaars nog
steeds “de melkerij” genoemd.
Georges inzet voor de landbouw
leverde hem een speciale landbouwmedaille eerste
klas op, in 1920 kwam daar nog
de benoeming tot “officier du mérite agricole de
France” bij.
Wat betreft de zorg voor de scholen zette Georges Vilain XIIII de traditie van zijn familie verder. In 1907
vonden flinke verbouwingen van de jongensschool plaats, er werd gezorgd voor beter licht en verluchting
der lokalen. In 1911 werd een vijfde klaslokaal bijgebouwd, zeer modern voor zijn tijd, en de speelplaats
werd een tweede maal vergroot.
Het gezin van burggraaf Georges Vilain XIIII in 1914,
kort voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog.
- Philippe Gérard Florimond Stanislas burggraaf Vilain XIIII (°1896 - ┼1970)
Burgemeester van Bazel 1946 - 1947
Ridder in de Orde van Malta en van het H. Graf
Echtgenoot van Edith Victorine Engelberte Le Grelle (°1896 - ┼1991)
Philippe overleed op 13 september 1970. Zijn echtgenote, geboren gravin Edith Le Grelle, overleefde hem
21 jaar. Zij bewoonde het kasteel tot in 1989. De Bazelaars, die haar “Mevrouwke” noemden, bejegende
haar met uitzonderlijke achting en sympathie. Haar 90ste verjaardag, in 1986, werd door het hele dorp met
veel luister gevierd.
De huidige stamhouder is Jean Charles Marie Joseph Ghislain burggraaf Vilain XIIII.
Een bezoek aan het kasteel Wissekerke vangt aan bij de monumentale poort in neotudorstijl, in het
boogveld van het poortgebouw werden de wapens van Philippe Vilain XIIII en van zijn echtgenote Zoë de
Felz aangebracht.
Binnen in het kasteel komen we eerst in de Vestibule (inkomhal) de aankleding van de vestibule is in
Directoire stijl (Frans, ca 1800).
De Egyptische zaal is voorzien van twee deuren in een houten omlijsting van imitatieporfier, in de vorm van
sfinxen.
De achtzijdige voormalige eetzaal met Empiremotieven (waaronder het cijfer XIIII) werd ook herschilderd
door de restaurateurs op basis van de onderliggende beschildering bestaande uit imitatiemarmer,
imitatiewitsteen en zacht groene beschildering, vooral de prachtige vloer in marmermozaïek met stermotief
is een uitzonderlijk voorbeeld van Empire in onze gewesten.
Bronnen : Tijdschrift Heemkundige kring Wissekerke - Kruibeke
Bazel in Waas, land, volk en kerk door A. Maris
Bezoek aan het kasteel Wissekerke